anoniem
redactie Anton Constandse.
Nog geen aanvullende gegevens.
Alexander Berkman (1870-1936) werd geboren in Vilnius in Litouwen en emigreerde op jonge leeftijd naar de Verenigde Staten. Onder invloed van de propagandist Johann Most werd hij actief in de anarchistische beweging. Hij ontmoette Emma Goldman, met wie hij zijn leven lang nauw bevriend bleef.
In 1892 pleegde hij een aanslag op fabrieksdirecteur Henry C. Frick, die een arbeidersopstand bloedig had laten neerslaan. De aanslag mislukte. Berkman werd veroordeeld en bracht veertien jaar in de gevangenis door.
Na zijn vrijlating schreef hij het aangrijpende PRISON MEMOIRS OF AN ANARCHIST, vertaald als Gevangenisherinneringen van een anarchist.
Met Emma Goldman publiceerde hij jarenlang het tijdschrift MOTHER EARTH. Voor de Amerikaanse regering waren Goldman en hij de verpersoonlijking van het 'rode kwaad'.
In 1919, op het hoogtepunt van de 'Red Scare', de heksenjacht in de Verenigde Staten op alles wat rood was, werden Goldman en Berkman gedeporteerd naar de Sovjet Unie. Berkman was aanvankelijk optimistisch gestemd over de Russische Revolutie, maar raakte steeds meer gedesillusioneerd. In 1921 wisten beiden naar Berlijn te ontkomen.
Tot aan zijn zelfgekozen dood in 1936, verbleef Berkman in Frankrijk.
Jan Bervoets
Jan Bervoets werd op 18 november 1942 in Amsterdam geboren. Van 1961 tot 1970 studeerde hij Nederlands in Nijmegen. Daar kwam hij in aanraking met het surrealisme. Tegelijkertijd werd hij daar actief in het studentensyndicalisme, dat voor hem de basis werd voor een anarchistische visie op de samenleving. In diverse anarchistische tijdschriften publiceerde hij essays en rapporten.
In de jaren '80 herontdekte hij het suddealisme. Dit gaf hem de mogelijkheid voor een eigen poëzie als reactie op de maatschappijbeamende richtingen van die tijd. Het taalmateriaal dat hij in zijn omgeving en in zijn verbeelding tegenkomt is voor hem een instrument dat alle regels ontregelt. De strijd tegen wat als dagelijks bestaan beleden wordt maar het feitelijk niet is, laat in zijn werk niet zelden sporen na.
De Amerikaanse politiek-filosoof Murray Bookchin (1921-2006) behoort tot de belangrijkste politieke denkers van de twintigste eeuw. Hij werkt een innovatieve libertaire theorie uit waarin de aandacht uitgaat naar het oplossen van de fundamentele ecologische, sociale, economische en politieke problemen van deze tijd.
Albert Camus werd in 1913 geboren in Algerije. Camus was een Frans filosoof, journalist en schrijver van romans, essays en toneelstukken. In 1957 kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur.
Zijn vader sneuvelde in WO I bij de slag aan de Marne in 1914. Hij werd opgevoed door zijn analfabete moeder in Algiers. Dat zij van Spaanse afkomst was verklaart zijn betrokkenheid bij de Spaanse Revolutie en de nasleep daarvan.
Camus studeerde filosofie in Algiers. Hij was kort lid van de communistische partij. Hij werkte als theatermaker en journalist. In de WO II maakte hij deel uit van het Franse verzet rond het blad Combat.
Hij schreef zijn eerste roman in 1935. In 1951 verscheen De mens in opstand waarin zijn afkeer van het communisme naar voren kwam.
In 1952 stopte hij met zijn werk voor Unesco omdat Franco werd toegelaten tot de VN.
Als een van de weinige linkse intellectuelen kritiseerde hij de Sovjet-Unie nav het neerslaan van de arbeidersopstand in Oost-Berlijn. In 1956 protesteerde hij tegen de Russische onderdrukking van de opstand in Hongarije. Hij handhaafde zijn pacifisme en verzette zich tegen de doodstraf overal in de wereld.
Camus overleed bij een auto-ongeval in 1960. Hij was toen 46 jaar oud.
Anton Levien Constandse (Brouwershaven, 13 september 1899 - Den Haag, 23 maart 1985) was een Nederlandse schrijver, journalist, anarchist, atheïst en vrijdenker.
Hij was afkomstig uit een (deels) doopsgezind milieu, volgde de catechisatie bij dit kerkgenootschap en deed er openbare belijdenis van het geloof. Ten tijde van de Eerste Wereldoorlog wendde hij zich tot het anarchisme en het atheïsme en werd een fel pleitbezorger van beide overtuigingen. In 1918 behaalde hij de lagere onderwijsakte alsmede een lagere akte Frans (later zou hij ook nog twee middelbare aktes Frans behalen). In 1920 werd hij veroordeeld voor heling en werd hij een half jaar opgesloten in de 'modelgevangenis' Veenhuizen. Hij werkte slechts kortstondig in het onderwijs en op kantoor, gaf wat bijlessen en een tijdlang privélessen (in de jaren dertig) maar was overwegend als journalist en publicist actief. In de jaren twintig voerde hij debatten over het atheïsme met dominee A.H. de Hartog en kwam zijn Grondslagen van het atheïsme (1926) uit. In 1927 werd hij tot twee maanden gevangenisstraf veroordeeld omdat hij Nederlandse soldaten die waren betrokken bij een internationaal opgezette bezetting van de Chinese havenstad Sjanghai had aangemaand dienst te weigeren.
Van 1921 tot 1926 was hij getrouwd met Johanna van Harselaar, uit dit huwelijk kwamen geen kinderen voort. In 1938 hertrouwde hij met Gerarda Hendrika van der Gaag, tezamen met haar had hij één kind, een zoon.
Constandse maakte een ontwikkeling door van een linkse pacifistische anarchist tot een meer 'zakelijke' vrijdenker die onder druk van het opkomen van het nationaalsocialisme en zijn ervaringen in de Spaanse Burgeroorlog waarvoor hij in 1936 voor het blad De Dageraad verslag uitbracht, het anarchisme en het pacifisme liet varen. Zijn nieuwe bevindingen kregen hun weerslag in zijn in 1938 uitgebrachte boekwerk Grondslagen van het anarchisme.
Als vergelding voor de internering van Duitsers in Nederlands-Indië werd hij op 7 oktober 1940 samen met 109 anderen als gijzelaar naar Buchenwald overgebracht. Later werd hij in Nederland ondergebracht, onder meer in Kamp Vught. Tijdens deze gevangenschap ontmoette hij de oud-directeur van het Algemeen Handelsblad, waarvoor hij van 1945 tot 1964 hoofd van de buitenlandredactie was. Zijn anarchistische verleden vormde geen beletsel om bij deze liberale krant te werken, mede omdat hij een heel zakelijke wijze van verslaglegging placht te hanteren. Tegenover intimi rechtvaardigde hij zijn dienstbetrekking bij "het Kapitaal" dat zijn Anarchisme eigenlijk een speciale vorm van het Liberalisme is.
Verder heeft hij ook nog voor het Humanistisch Verbond, De Vrije Gedachte, De Gids, De As, De Vrijdenker, Verstandig Ouderschap en Mens en Wereld gewerkt. In de laatste jaren van zijn leven was zijn krakend stemgeluid bijna wekelijks te horen in de radiouitzending Het Gebouw van de VPRO, waarin hij zich in zijn commentaren steeds opnieuw en vurig bleef verzetten tegen oorlog, kapitalisme, kolonialisme, imperialisme en vooral de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten. Na de door de VS geleide val van de regering Salvador Allende van Chili brak zijn elan en werden zijn commentaren cynischer en pessimistischer.
Hij schreef in totaal 5000 artikelen, hield 2750 lezingen en schreef 40 boeken, waarvan het laatste postuum in 1985 verscheen onder de titel Een ongenode gast, gericht tegen het bezoek van de paus aan Nederland.
> De bron waaruit ik gedronken heb
Vera Figner (1852-1942) werd geboren in een rijke familie in het Russische gouvernement Kazan. Ze was de oudste van zes kinderen. Ze werd met strenge discipline opgevoed. Een beslissende invloed in haar ontwikkeling hadden sociale romans, Vera Figner zelf noemt Nekrasov's roman Sacha als keerpunt. "Deze roman ... heeft me geleerd hoe men moet leven en waarnaar men streven moet, dat men niet alleen met mooie woorden moet dwepen maar ook zijn principes naleven en dit van zichzelf zoowel als van zijn medemenschen kan vorderen."
Vera gaat in Zürich medicijnen studeren. Hier komt zij in revolutionaire kringen en ze wordt lid van de beweging Land en Vrijheid. Haar studie breekt ze af om terug te keren naar Rusland en als hulpdokter onder de boeren te gaan werken om propaganda te voeren. Als openlijke propaganda vrijwel onmogelijk wordt gemaakt wordt ze lid van Volkswil. Deze ondergrondse organisatie wilde door aanslagen het bewind van de tsaar hervormen. In 1881 slaagde een aanslag op tsaar Alexander II. Kort hierna werd Vera Figner door verraad gearresteerd en veroordeeld tot levenslange eenzame opsluiting in fort Schlüsselburg. De verschrikkelijke periode in de gevangenis beschrijft ze in Twintig jaar in de kazematten, het 2e deel van haar autobiografie.
Na 20 jaar krijgt ze gratie en wordt vervolgens verbannen naar het gouvernement Archangelsk. De revolutie van 1905 leidde tot haar bevrijding. Gebroken door de gevangenis en verbanning gaat ze in 1906 naar Frankrijk. Hier organiseert ze een hulpcomité voor Russische gevangenen. In 1914 reist ze weer naar Rusland en wordt opnieuw onder politietoezicht geplaatst. De revolutie in 1917 bracht nieuwe hoop voor Vera Figner die echter door de toenemende dictatuur van de bolsjewiki de bodem werd ingeslagen. Tot haar dood blijft ze strijden voor een maatschappij waarin de persoonlijkheid de mogelijkheid heeft haar krachten alzijdig te ontwikkelen en deze geheel in dienst van de maatschappij te stellen.
De laatste jaren van haar leven staat ze opnieuw onder politietoezicht, ditmaal van de nieuwe Russische heersers, de bolsjewieken.
Edward Morgan Forster (1879-1970) is vooral bekend als schrijver van A room with a view (1908), Howards End (1910) en A passage to India (1924) en door de filmbewerkingen van deze romans. In 1971, na zijn overlijden, verscheen de roman Maurice, over een homosexuele liefde. Forster schreef deze roman al in 1910, maar publicatie moest wacvhten tot na zijn overlijden.
Forster ging in 1897 naar het King’s College van de Cambridge University en sloot zich vervolgens aan bij de zogenaamde Bloomsburygroep genoemd naar de Londense wijk Bloomsbury. Bij deze groep hoorden jonge schrijvers, intellectuelen en kunstenaars zoals John Maynard Keynes, Virginia Woolf en haar echtgenoot Leonard Woolf, Vanessa Bell (de zus van Virginia Woolf) en haar echtgenoot Clive Bell, Lytton Strachey en diens broer James Strachey, Duncan Grant, John Maynard Keynes, Roger Fry en het echtpaar Desmond en Molly MacCarthy.
> De Uitvaart van Ferdinand Domela Nieuwenhuis. 22 november 19
Jacques J. Giele
Jacques Giele (1942-2012)
> Arbeiderszelfbestuur in Spanje 1936-1939
> Hoe zag Nederland er in 1850 uit?
> Rond de Eerste Internationale
Emma Goldman (1869-1940) was een van de bekendste radicale vrouwen van het begin van de 19e eeuw. Anarchiste, feministe, pacifiste, voorstander van seksuele vrijheid en dus van homoseksualiteit en geboortecontrole.
Ze was actief als spreekster en schrijfster in de VS totdat ze in 1919 werd uitgewezen naar Sovjet Rusland. Teleurgesteld in de Russische Revolutie vluchtte ze naar Europa. waar ze verder actief bleef als spreekster en schrijfster.
Peter Kropotkin werd geboren in Moskou in het jaar 1842.
Van 1867 tot 1872 studeerde hij geologie, geografie, wiskunde en biologie in St. Petersburg. In 1872 maakte hij zijn eerste reis naar West-Europa en kwam in contact met de Internationale Arbeidersassociatie. Cruciaal was zijn ontmoeting met leden van de zogenaamde Jurafederatie.
Na zijn verblijf in Zwitserland keerde Kropotkin terug naar Rusland waar hij zich aansloot bij de radicale Tsjaikovsky-groepering, een geheime groep van jonge intellectuelen die zich bezighield met revolutionaire activiteiten. Het duurde echter niet lang of Kropotkin werd opgepakt en ervan beschuldigd tot een geheim genootschap te behoren en samen te zweren tegen de Tsaar (in 1874). Hij werd opgesloten in de beruchte Peter-Paulsvesting in St. Petersburg. Na twee jaar eenzame opsluiting belandde hij in een militair hospitaal, waaruit hij met behulp van vrienden op spectaculaire wijze wist te ontsnappen.
Hierna verbleef Kropotkin enkele jaren in Zwitserland, tot hij in 1881 op verzoek van de Russische regering het land werd uitgezet. Hij verhuisde naar Frankrijk waar hij het tijdschrift Le Révolté oprichtte en een begin maakte met het schrijven van anarchistische pamfletten en artikelen. In 1883 werd hij wederom gearresteerd en drie jaar lang gevangen gehouden in de gevangenis van Clairvaux. Na zijn vrijlating en uitzetting uit Frankrijk vertrok hij in 1886 met zijn vrouw en dochter naar Engeland, waar hij ruim dertig jaar verbleef.
Om in zijn levensonderhoud te voorzien schreef Kropotkin artikelen over geografische onderwerpen en boekbesprekingen voor wetenschappelijke tijdschriften. Het grootste gedeelte van zijn tijd besteedde hij echter aan het verder uitwerken van zijn anarchistische theorieën. Zijn onderzoekingen leidden hem tot het blootleggen van bepaalde libertaire tendenzen in de maatschappij die een indicatie vormden voor de toekomst.
Gedurende zijn verblijf in Engeland schreef Kropotkin zijn belangrijkste theoretische bijdragen aan het anarchisme.
Het uitbreken van de Russische revolutie in 1917 markeerde de laatste levensfase van Kropotkin. Na meer dan veertig jaar ballingschap keerde Kropotkin op 75-jarige leeftijd terug naar Rusland. In juni 1917 arriveerde hij in St. Petersburg, verwelkomd door een grote massa aanhangers. Kerensky, die sinds juli 1917 minister-president was, bood Kropotkin een plaats aan in de voorlopige regering als minister van onderwijs, die hij echter niet accepteerde. Na het grijpen van de macht door de bolsjewieken in oktober 1917 raakte Kropotkin al snel teleurgesteld over de resultaten van de revolutie. Actief schrijvend aan een lijvig boek over ethiek overleed Kropotkin op 79-jarige leeftijd in 1921.
Comte de Lautréamont, ook wel kortweg Lautréamont, pseudoniem voor Isidore Lucien Ducasse (Montevideo, Uruguay, 4 april 1846 – Parijs, 24 november 1870) was een Frans schrijver en dichter. Hij was een belangrijk voorloper van het surrealisme.
Les Chants de Maldoror werd in zijn complete vorm voor het eerst gedrukt in 1869. Het boek kwam echter niet in de boekhandel; wel is van deze eerste versie een tiental exemplaren aan de auteur gestuurd. De oplage, die nog in plano lag, werd in 1874 door een Belgische uitgever gekocht en voorzien van een nieuwe titelpagina en omslag in de handel gebracht - een zogenaamde titeluitgave, met het jaar 1874. Deze uitgave is uiterst zeldzaam: er was geen enkele interesse voor het boek van de onbekende auteur, en die kwam ook niet toen Paul Verlaine hem in de jaren '80 van de negentiende eeuw voorstelde als een prototype van de poète maudit. In 1890 werd Les Chants de Maldoror herdrukt in een geringe editie van niet meer dan 250 exemplaren. Ook deze uitgave bracht Lautréamont niet in de belangstelling. Wel vond minstens één exemplaar zijn weg naar Nederland, waar de psychiater Johan Stärcke een vertaling van het boek vervaardigde, in 1917 door uitgever C.A.J. van Dishoeck uitgebracht onder de titel De zangen van Marldoror, met een horror-bandtekening van W.F. Gouwe. De vertaling van Stärcke was een primeur: de eerste integrale vertaling van de Les Chants de Maldoror (in 1970 verscheen een Nederlandse hervertaling van de hand van Christiaan Lijsen).
Eveneens in 1917 vond een twintigjarige Fransman, Philippe Soupault, die niet lang daarna een van de eerste surrealistische auteurs zou worden, een exemplaar van de editie van 1874 in een antiquariaat. Hij liet het boek lezen aan André Breton, en beiden waren enthousiast. Louis Aragon ging samen met Breton op zoek, en zij ontdekten het enige overgeleverde exemplaar van Poésies I en II in de Franse Bibliothèque nationale. In 1919 werden er fragmenten in literaire tijdschriften gepubliceerd, en in 1920 verscheen een nieuwe complete editie in 590 exemplaren, herdrukt in 1925 (1090 exemplaren). Ditmaal werd het genie van de jonggestorven auteur erkend. Sinds de jaren '20 wordt Lautréamont beschouwd als een van de grote auteurs van de wereldliteratuur. De surrealisten zagen in hem een voorloper, profeet en patroonheilige.
In 1980 verscheen een definitieve, uitvoerige, wetenschappelijk verantwoorde editie in Les Éditions Pléiade, van 1500 pagina's, vijf maal de omvang van de oorspronkelijke Chants de Maldoror. Zijn werk heeft veel surrealistische beeldend kunstenaars geïnspireerd, onder meer Salvador Dalí, René Magritte, Max Ernst, André Masson, Yves Tanguy, Joan Miró en Georg Baselitz.
Simon Leys ( 1935-2014) is het pseudoniem an de Belgische schrijver, vertaler en eminent sinoloog Pierre Ryskmans. Vooral bekend door zijn 2 boeken waarin hij als eerste de gruwelen van de Culturele Revolutie onder MaoZe Dong beschreef. In Nederland verschenen De nieuwe kleren van de keizer (1978) en Chinese schimmen (1976). Beide boeken gaven in Nederland aanleiding tot heftige polemieken tussen fellowtravellers als Anja meulenbelt en W.F. Wertheim met Rudy Kousbroek en Renate Rubinstein. Dat Leys de Chinese werkelijkheid beschreef bleek later.
Leys bewonderde de Chinese mensenrechtenactivist Wei Jingsheng, en de Hongaarse priester en Chinakenner Lásló Ládany. De laatste beschreef als eerste de gruwelen van Mao's Culturele Revolutie. Ook had Leys veel bewondering voor de Franse filosofe Simone Weil.
Hij overleed in 2014 in Canberra, vanaf 1970 had hij Chinese literatuur gdoceerd aan de Australian National University
De vierentwintigjarige werkloze metselaar Marinus van der Lubbe stak op 27 februari 1933 in zijn eentje het Berlijnse Rijksdaggebouw in de brand met de bedoeling een signaal te geven voor de Duitse arbeiders in verzet te komen. Hij werd daarbij op heterdaad betrapt en aangehouden. Zijn daad had echter het tegengestelde effect van wat hij beoogde. De nazi's beschuldigden Marinus van der Lubbe ervan deel uit te maken van een communistisch complot en gebruikten de brand als voorwendsel hun politieke tegenstanders ter linkerzijde te vervolgen. Communisten en socialisten distancieerden zich van de brandstichting en beschuldigden Marinus van der Lubbe ervan een handlanger van de nazi's te zijn. Alleen enkele geestverwante radencommunisten en radicale anarchisten stonden achter hem. Het door de communisten gepubliceerde Bruinboek concludeerde op uit hun verband gerukte verklaringen dat Marinus een homoseksuele schandknaap van de nazi's was. De nazi's organiseerden een showproces in Leipzig dat eindigde met de doodstraf voor Marinus van der Lubbe. Op 10 januari 1934 wordt hij onthoofd.
Het bestaan van Louis Mercier Vega begint op 1 oktober 1940 als hij een Chileense identiteitskaart krijgt met deze naam. Hij is dan 26 jaar oud. Hij werd in Brussel geboren als Charles CORTVRINT en wordt al jong actief in de Belgische anarchistische beweging. Om de dienst te ontlopen vestigt hij zich in Parijs waar hij lid wordt van de Union Anarchiste. In 1933 is hij afgevaardigde op het congres van Orleans in 1933. Hier ontmoet hij Charles Carpentier. Met hem vertrekt hij naar Spanje als de Revolutie in 1936 uitbreekt. Samen richtten ze de Internationale Groep van de Colonne van Durruti op die aan het front in Aragon vecht. Op 17 oktober 1936 wordt deze groep gedecimeerd door de marokkaanse cavallerie. Hierna gaan zij terug naar Frankrijk om daar steun voor het revolutionaire Spanje te organiseren.
Eind 1939 vertrekt Louis Mercier Vega naar België, naar Hem Day. Hij scheept in Antwerpen in voor Zuid-Amerika en komt uiteindelijk in Chili terecht. In 1942 tekent hij voor het leger van de Vrije Fransen en belandt zo in het nabije Oosten. Het zijn deze episodes die in Zonder Papieren beschreven worden. In 1945 na zijn demobilisatie wordt hij redacteur van de Dauphiné Libéré. In 1958 staat hij aan de wieg van de Commission Internationale de Liaison Ouvrière, een los verband van libertairen en revolutionair syndicalisten in diverse landen. Van de CILO maakt bijvoorbeeld ook de Nederlander Albert de Jong en de in Zweden wonende Helmut Ruediger deel uit. Hij is auteur van diverse boeken waarvan de bekendste L'INCREVABLE ANARCHISME en LA RÉVOLUTION PAR L'ETAT zijn. Daarnaast was hij redacteur of oprichter van verschilledne tijdschriften, bijvoorbeeld het invloedrijke Interrogation.
Hij gebruikte diverse pseudoniemen waaronder, Charles RIDEL, Carlo Manni, Santiago Parane. In 1977 maakte hij een einde aan zijn leven. Hij wilde zich niet zien aftakelen.
Pierre van Paassen
De journalist Pierre van Paassen (1895-1968) werd geboren in Gorcum in een christelijk gezin. In zijn jeugd werd hij sterk beïnvloed door een oom met progressieve ideeën. In 1914 emigreerde hij naar Canada. Hier werkte hij een aantal jaren als zendeling onder immigranten uit Roethenië, nam in 1917 dienst in het Canadese leger en vocht als infanterist in de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk.
In 1921 begint zijn journalistieke carriere. Al snel wordt hij Europees correspondent van een aantal bladen vanwege zijn talenkennis. Van Paassen kan gezien worden als een socialistische christendemocraat. Zijn autobiografie De dagen onzer jaren bevat een hoofdstuk over Spanje wat hier onder de titel Het begin van de Spaanse Burgeroorlog verschijnt
René Sanders is filosoof. Promoveerde op een proefschrift over de situationisten met als titel: Beweging tegen de schijn, de situationisten een avantgarde. Vertaalde meerdere werken uit het Frans oa. Gilles Deleuze Rizoom; de situationisten (R. Vaneigem Het stuurse gezicht van het surrealisme; Rue Sauvage, een keuze uit het werk van de situationisten); de surrealisten Seksuele obsessies en Lautréamont Hondse Gedichten. Is tevens auteur van o.a. Wat # dialektiek? (1989) en Blikvangers (1994).
Augustin Souchy (1892-1984) werd in Ratibor in het toenmalig Duitse Silezië geboren in een socialistisch nest. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak vluchtte hij als dienstweigeraar naar Zweden. In 1917 werd hij uitgewezen vanwege zijn antimilitaristische propaganda. 1919 was hij weer in Duitsland en werd actief in de anarchosyndicalistische beweging, de Freie Arbeiter-Union Deutschlands FAUD samen met Rudolf Rocker, en hoofdredacteur van Der Syndikalist, het blad van de FAUD, van 1922-1933. In 1920 verbleef hij in Rusland als vertegenwoordiger van de FAUD op het tweede Comintern congres. Daarna was hij medeoprichter en secretaris van de IAA, de Internationale Arbeiders Associatie, de syndicalistische Internationale. In dit verband reisde hij naar Zuid-Amerika en Spanje.
Na de brand in de Rijksdag vluchtte hij uit Duitsland naar Frankrijk en in 1936 bevond hij zich in Barcelona voor de Arbeiders Olympiade toen de Spaanse Revolutie uitbrak. Tot het einde van de Burgeroorlog was hij buitenlandvertegenwoordiger van de CNT, de Spaanse anarchosyndicalistische vakbond. Na zijn vlucht uit Spanje werd hij in Frankrijk geïnterneerd. Vlak voor de komst van de Duitse troepen wist hij weer te ontsnappen en via Casablanca naar Mexico te ontkomen. Hij werkte in de jaren '60 als docent voor de ICFTU, de International Confederation of Free Trade Unions en in Latijns Amerika voor de ILO, de International Labour Organisation. Ook reisde hij als spreker en propagandist over de hele wereld. Zo sprak hij op het congres van de Cubaanse anarchosyndicalisten in 1949, waar hij na de Castro-revolutie weer terugkwam, bezocht de Kibbutz in Israel in 1951 en de landbouwcollectieven in Portugal in 1975. In 1966 vestigde hij zich weer in Duitsland in München waar hij in 1983 overleed.
Souchy was geen theoreticus maar een opmerkelijk propagandist en docent die vrijwel alle revoluties in de 20e eeuw meegemaakt heeft en over alle ook geschreven heeft waarbij hij steeds de positieve ontwikkelingen benadrukte.
Simone Weil (1909-1943) was een Frans-joods sociaal-filosofe. Ze schreef theoretische essays en politieke manifesten, onderwees filosofie en streed als revolutionaire in de syndicalistische vakbond.
Ze kritiseert een ongebreideld industriesysteem, in oost en west, dat de mens aan zich onderwerpt, grondstoffen plundert en de natuur vernietigt.
Zamjatin werd geboren in tsaristisch Rusland in 1884 in het plaatsje Lebedjan, ongeveer 200 kilometer ten zuiden van Moskou. Aanvankelijk was hij Bolsjewiek en werd in 1905 al eens gearresteerd door de Tsaristische politie. In 1911 publiceerde Zamjatin met “Over het leven in de provincie” zijn eerste literaire werk, in 1913 maakte hij naam met “De draak”. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werkte hij geruime tijd in Engeland als scheepsbouwkundig ingenieur, hetgeen het verhaal “De eilandbewoners” (1917) opleverde, een satire op de hypocrisie en het puritanisme van de Engelsen.
Na de Russische Revolutie werd Zamjatin een leidende figuur in de Russische literaire wereld: hij gaf literaire tijdschriften uit, zetten literaire cursussen op en was leermeester van de non-conformistische Serapionbroeders. Zamjatin kreeg het al snel aan de stok met de dogmatische en bureaucratische Bolsjewistische machthebbers en neemt het op voor de ‘ketters’. “Ware literatuur wordt niet gemaakt door ambtenaren”, schreef hij in zijn beroemde essay “Over literatuur, revolutie en entropie” (1923). In “De vuren van de heilige Domenicus” (1923) legt hij een overduidelijke analogie met de inquisitie.
Het gevolg van Zamjatins onafhankelijke houding was dat hij ‘de duivel van de Sovjetliteratuur’ werd. Vanaf de publicatie van zijn reeds begin jaren twintig geschreven toekomstroman “Wij” in 1929 waren de verhoudingen helemaal verstoord. Zamjatin trad zelf terug uit de schrijversbond en schreef in juni 1931 zijn beroemde “Brief aan Stalin”, die de geschiedenis van de Russische literatuur is ingegaan als een document van een grote, moedige persoonlijkheid: “Ik heb de gewoonte niet te zeggen wat op enig moment dienstig lijkt, maar wat mij op dat moment de waarheid lijkt”, legde hij uit. Zamjatin vroeg om toestemming naar het Westen te emigreren, en op voorspraak van Gorki werd hem dat, tot zijn eigen verbazing, verleend.
Zamjatin overleed in 1937 berooid en door heimwee verteerd, op 53-jarige leeftijd, in Parijs.