Inleiding

Grondslagen van het anarchisme werd in 1938 uitgegeven door de Federatie van Anarchisten in Nederland (FAN), waarin Anton Levien Constandse (13-9-1899 tot 23-3-1985) een vooraanstaande rol speelde. Sedert het verschijnen van het boek is een groot aantal jaren verstreken, waarin Constandse zijn denkbeelden verder ontwikkelde. Daarom lijkt het ons nuttig om in deze inleiding in te gaan op die ontwikkeling en Grondslagen erin te plaatsen.
Rudolf de Jong stelt dat er drie duidelijk afgebakende perioden in Constandse’s verhouding tot het anarchisme te onderscheiden zijn: 1918-1938, 1938-1965 en 1965-1985. “De eerste periode is niet alleen de meest stormachtige, maar vertoont ook de ontwikkeling naar de nuchterheid. In zijn latere jaren heeft Anton Constandse, ook in gesprekken met mij, wel betoogd, dat hij in de eerste plaats als vrijdenker actief was…” (1) Zelf schreef Constandse over deze tijd: “In de periode van 1926 tot 1938 schreef ik acht boeken (kleinere en grotere), waarvan er slechts één was gewijd aan het anarchisme en één (een historische roman) aan het drama der Franse autobandieten (2), die zich ‘anarchistische individualisten’ noemden. De andere zes hadden betrekking op literatuur en atheïsme. Een ijverige ‘pamflettist’ was ik (vijftig brochures van 1922 tot 1938), maar meer nog voor het vrije denken dan voor staatloze idealen.” (3)
De Jong is het daarmee niet eens. Ons inziens schrijft hij terecht, dat Constandse’s anarchistische opvattingen het meest uitgesproken waren en dat er tussen zijn anarchisme en zijn atheïsme een zo nauwe samenhang bestond, dat een onderscheid, laat staan scheiding, moeilijk te maken is. (4)
Zoals voor vele anarchisten vormde het atheïsme een wezenlijk bestanddeel van Constandse’s libertaire denkwereld, wat niet iedereen begrepen heeft. Gerard van den Boomen schreef bijvoorbeeld in De Nieuwe Linie (12 september 1979) : “In één zaak begrijp ik Constandse niet helemaal. Wel dat hij atheïst is. Ook dat hij het christendom schuldig stelt voor veel ellende in de wereld. Maar niet, dat hij geen duidelijk onderscheid maakt tussen hetgeen de bijbel werkelijk wil zeggen en wat de christenheid in de praktijk ervan heeft gemaakt.” Nog afgezien van de vraag wie kan en wil bepalen wat de bijbel werkelijk wil zeggen, heeft Constandse dat onderscheid wel degelijk gemaakt, sterker nog, hij heeft er parallellen tussen getrokken. (5)
Ons lijkt de schematisering van Rudolf de Jong redelijk, zonder dat we daarmee de indruk willen wekken dat er sprake zou zijn van drie afgebakende perioden, waartussen een onderlinge samenhang ontbreekt. De Jong merkt zelf al op, dat Constandse’s opvattingen een libertair uitgangspunt behielden en dat, hoewel hij zijn inzichten en standpunten enkele malen grondig herzag, zij in toenemende mate open opvattingen werden. (6) Naar eigen zeggen kwam Constandse door het lezen van lectuur en literatuur tot “het” anarchisme en niet door de één of andere revolutionaire gebeurtenis of door contacten met de arbeidersbeweging. “Ik werd dus socialist door een literatuur, die de opstandigheid in mij wekte en het individueel verzet in mij deed groeien tot revolutionair inzicht.” (7) Behalve door anarchistische auteurs als Proudhon, Bakoenin en Kropotkin, werd hij geïnspireerd door Multatuli, Heine, Ibsen en Nietzsche, aan wie hij in de loop der jaren diverse artikelen en brochures zou wijden. (8) Het lezen van de vier laatstgenoemde schrijvers maakte Constandse tot individualist. Vooral voor Ibsen, die hij tot anarchist bestempelde, bleef zijn bewondering groot.(9)
Geruime tijd maakte Constandse deel uit van de groep der Alarmisten, waartoe verder onder meer behoorden: Jo de Haas, Piet Kooijman en Leen van der Linde. Ze gingen zich zo noemen nadat ze vergeefs geprobeerd hadden greep te krijgen op De Vrije Socialist, het tweemaal per week verschijnende blad waarover Gerhard Rijnders sedert de dood van F. Domela Nieuwenhuis in 1919 de scepter zwaaide. Ze verweten de redactie van De Vrije Socialist ondermeer zich niet consequent anarchistisch op te stellen en zich onvoldoende te kanten tegen organisatie. Kort tevoren hadden ze de Landelijke Federatie van Sociaal-Anarchisten (LFSA) verlaten omdat ze, ondanks hun grote activiteit in de Haagse afdeling ervan, er niet in geslaagd waren deze organisatie voor hun denkbeelden te winnen.
In mei 1922 begonnen ze met de uitgave van het blad Alarm. De naam verwees naar de Russische Nabat-federatie van Universeel-Anarchisten, die vergeefs gestreefd had naar een samenbundeling van de verschillende stromingen binnen het anarchisme in Rusland. (10) Zowel in Alarm als in het later als voortzetting ervan uitgegeven Opstand zouden Constandse en zijn medestanders hun reeds in de LFSA beleden afwijzing van de vakorganisaties verder formuleren en propageren. Voorts kwam in beide bladen hun affiniteit met het radencommunisme tot uiting. Die verhouding tot de radencommunisten werd door Constandse uiteengezet in een artikel dat in november 1927 in Opstand verscheen naar aanleiding van de dood van Herman Gorter.
“Gorter is de bezielende kracht geworden van een oppositiecommunisme in Duitsland en Holland, dat in de Kommunistische Arbeiders Partij tot uiting kwam. Het was antiparlementair en tegen de vakbeweging gericht. Hij wilde de Algemene Arbeidersbonden, de raden-organisaties die in de revolutie van 1918-19 waren ontstaan, uitbouwen als kernen der toekomstige maatschappij. Hij wilde de bedrijfseenheid en daardoor de machtsvorming der arbeiders tot onteigening der bourgeoisie. Wij, als anarchisten hebben begrepen dat Gorter gelijk had en het standpunt van Alarm en Opstand is mede ontstaan door de invloed van zijn propaganda. Natuurlijk blijven er verschillen: wij zijn voor een partij- en staatloos radenstelsel, en hij handhaafde nog de partij.” (11)
De afwijzing van de vakorganisaties werd ondermeer gemotiveerd in de door Constandse geschreven brochure Weg met de vakorganisaties (1922). Hij keerde zich daarin vooral tegen het syndicalisme, omdat dit ondanks zijn propaganda voor directe actie en vernietiging van de staatsmacht toch verwaterde als gevolg van de tegelijkertijd gevoerde strijd voor verbeteringen binnen het kapitalisme. Constandse beschouwde de strijd voor hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden als een feitelijke erkenning van het kapitalisme en de loonarbeid, waardoor verhinderd werd dat de ontevredenheid van de arbeidersklasse zich uitte in een werkelijk revolutionaire klassenstrijd. Bovendien bracht het streven naar verbeteringen binnen het kapitalisme de noodzaak van onderhandelen met zich mee. Daardoor werden parlementaire activiteiten in de hand gewerkt, hetgeen in Nederland had geleid tot de oprichting van de Socialistische Partij, die zijn aanhang vooral recruteerde uit het syndicalistische Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS). (12)
Nadat de uitgave van Alarm om financiële redenen werd gestaakt, verscheen in juli 1926 het eerste nummer van Opstand, wat mogelijk werd gemaakt door geldelijke steun van een groep Amsterdamse bouwvakarbeiders, die in het blad de bedrijfsorganisatie wilden propageren. De band met de radencommunisten kwam onder meer tot uiting in de vele artikelen die in het blad verschenen van de hand van Jan Kok van de Groepen van Internationale Communisten (GIC).
In het eerste nummer van Opstand werd uiteengezet dat men met het blad propaganda wilde maken voor de bedrijfsorganisatie. De arbeiders zouden door eigen actie, buiten de leiders om, (tegen het “bonzendom”) de bedrijven moeten overnemen om zodoende onteigeningscampagnes in gang te zetten. Dat die acties buiten de vakorganisaties om gevoerd zouden moeten worden, spreekt voor zich. De vakorganisaties beteugelden middels hun werklozenkassen immers de werklozen en leverden daarmee een belangrijke bijdrage aan het voortbestaan van een groep arbeiders die werkloos werd gehouden om al te sterke loonstijgingen tegen te gaan. Door de bedrijfsbezetting zouden de arbeiders de grondslag ontnemen aan de bourgeoisie, staat, partij en vakbeweging.
In zijn artikel De verwording van het syndicalisme bekritiseerde Constandse het Nederlandsch Syndicalistisch Vakverbond (NSV). Bepaald niet ten onrechte schreef hij het NSV te beschouwen als een voortzetting van het oude meningsloze NAS, waarvan het zich in 1923 had afgesplitst toen het NAS besloot zich aan te sluiten bij de onder de Comintern staande Rode Vakverenigings-Internationale. Die neutraliteit van het NAS kwam naar zijn mening tot uiting in de neutraliteit ten aanzien van het parlementarisme, beroepen op de kapitalistische staat door adressen en door subsidieverzoeken voor werklozenkassen, het najagen van eigenbelang en de eis tot medezeggenschap, waardoor de vakvereniging een handlanger van de bourgeoisie wordt. Organisatie anders dan in bedrijfsraden keurde hij nogmaals scherp af. “De ware organisatie der proleten is het bedrijf. De revolutie wordt niet gediend doordat men zich daarbuiten aansluit bij een stelletje sjacheraars. Maar wél doordat men in het bedrijf door overtuiging en strijd de arbeiders bewust maakt van het feit dat zij het bedrijf beheersen, dan hùn het bedrijf toebehoort, dat zij tesamen het bedrijf moeten onteigenen en dat zij zich federatief hebben te verenigen op de grondslag van de vrijheid, de zelfbepaling, de autonomie der bedrijfscommune”. (13)
De in Opstand gepropageerde bedrijfsbezetting werd in begin 1927 in praktijk gebracht door een aantal Amsterdamse bouwvakarbeiders. Aan hun bouwwerk, waar 40 à 50 man werkten, kwamen werklozen voortdurend om werk vragen. Na aanvankelijk vergeefs om opname van deze werklozen in “het arbeidsproces” te hebben gevraagd, wisten stucadoors door een staking te bereiken dat er nog eens 65 man extra bij de bouw werden ingeschakeld. Op dezelfde manier werden later nog eens 15 schilders aan werk geholpen. Na afloop van de acties maakte Constandse in Opstand de balans op. Hij vond de betoonde solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden een voorbeeld voor de gehele arbeidersklasse. Daarbij was een revolutionaire strijdwijze gehanteerd: de arbeiders onderhandelden niet, maar handelden en schreven de patroon de wet voor. De ware organisatie bleek in het bedrijf te liggen en niet in de politieke partijen of de overbodig gebleken vakorganisaties. Toch moest men zich geen illusies maken: in het kapitalisme bleef dit een onbevredigende actie, omdat per slot alle arbeiders op het werk werden geëxploiteerd en na afloop velen weer werkloos werden. (14)
Constandse zag niets in de vorming van bedrijfsorganisaties voor onverzoenlijke klassenstrijd zonder arbeidscontracten door de vakverenigingen. Bedrijfsorganisaties konden in zijn ogen geen bonafide vakverenigingen zijn, het moesten kernen zijn voor propaganda, sabotage en onteigening.
Van contacten met “de” arbeidersbeweging was in deze jaren nauwelijks sprake: het leven aan de rand van de maatschappij betekende in feite een maatschappelijk isolement. Na 1928 volgde een snelle teruggang in het aantal jongeren dat zich groepeerde rond anarchistische bladen als Opstand.
Contacten met kunstenaars waren veelvuldiger: zo was Constandse bevriend met de schilder Bart van der Leck, hij onderhield contacten met dadaïsten als Theo van Doesburg en hij kende diverse mensen uit de kunstenaarskring rond De Ploeg. In Kunst en Dada (Alarm december 1923) schreef hij: “Kunst is met een zwaar woord de werkzaamheid van de menselijke gesst welke op schoonheid gericht is. En waar de mens van onze tijd geen schoonheid is, wijl de harmonie der verhoudingen ontbreekt, zou de ware en eerlijke kunstenaar tot de gebroken verhoudingen van Dada zich bekeren moeten. Maar Dada is geen kunst, is niet heilig, is niet groots, is niet gepatenteerd bij koninklijk besluit van de officiële kunstautoriteiten in het staatsblad hunner filisterschap. En dáárom: we maken de kunst, hiep, hiep, hoera! . . . De revolutie vraagt u een andere kunst: die van de strijd en de vernietiging. En eerst op de puinhopen der burgerlijke grafkelders zullen wij nadenken over de kunst tot leven. . .”

Constandse’s agitatie in woord en geschrift bracht hem in 1927 in de gevangenis. In De Vrije Socialist van 16 maart 1927 had hij militairen opgeruid tot muiterij, directe actie naar aanleiding van het deelnemen van een Nederlands oorlogsschip aan een internationale vlootactie om westerse belangen in China te beschermen. Tijdens het in Den Haag gevoerde proces werd hij veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, die hij uitzat in Scheveningen.
Zoals zovele anarchisten bewoog Constandse zich in de wereld van de vrijdenkers en wellicht was dit het terrein waarop hij zijn grootste activiteit ontplooide, ofschoon het moeilijk en ons inziens onjuist is om bij hem anarchisme en vrijdenken los te koppelen. Niet voor niets hadden zijn postuum uitgegeven herinneringen, De bron waaruit ik gedronken heb, de ondertitel: Herinneringen van een vrijdenker. Al vanaf 1919 was Constandse, direct en indirect, verbonden met de in 1856 opgerichte vereniging De Dageraad, waarvoor hij regelmatig spreekbeurten verzorgde. Andere aanwijzingen voor het feit dat vrijdenken een centrale plaats in zijn denken innam, worden gevormd door Grondslagen van het Atheïsme (1926), het dikste boek dat hij ooit geschreven heeft, terwijl zijn laatste brochure gericht was tegen het bezoek van de paus aan Nederland (1985). Vrijdenkers uitten hun waardering voor het werk van Constandse ondermeer door een wooncentrum voor ouderen, dat door hem persoonlijk werd geopend in oktober 1983, zijn naam mee te geven.
Eveneens opvallend is de plaats die de sexualiteit in het denken van Constandse inneemt. Één van zijn essaybundels, die – heel typerend - Eros – de waan der zinnen heet, is geheel aan dat thema gewijd. Belangrijke inspiratiebronnen vormden voor hem Emile Armand en vooral Wilhelm Reich, over wie hij schreef: “Indien wij zijn conclusies samenvatten over de nawerkingen van de geldende moraal blijkt, dat hij als bron van zelfonderdrukking van het volk de sexuele moraal ziet, onmisbaar voor de ideologie van het kapitalisme en militarisme.” (15) Rudolf de Jong heeft Constandse’s visie op sexualiteit goed samengevat. “Hij wees altijd nadrukkelijk op het belang van het seksuele leven voor de ontplooiing van de persoonlijkheid en op het verband tussen samenleving en onderdrukking van seks . . . Het ideaal van de anarchistische Rein leven beweging – alleen seks als die op voortplanting gericht was – wees hij nadrukkelijk af. Lustbeleving was voor hem een zeer positieve zaak. Maar het hield geen onbeperkt zich uitleven in zonder enige verdere wederzijdse verplichting.” (16) Wat Constandse voorstond was kameraadschappelijke liefde zonder (burgerlijke) huwelijksbanden, zoals hij onder meer stelde in Grondslagen van het anarchisme. Uitgangspunt voor hem was dat de vrijheid van de één niet ten koste van de ander mocht gaan. “Aanvaardbaar is dan elk sexueel contact dat berust op vrijheid en wederkerigheid en dat beoogt de wederzijdse vreugde te verhogen, met inachtneming van ieders sociale verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld ten aanzien van eventuele kinderen”, schreef hij in Zo sexueel is onze moraal. (17) Terecht wees hij erop dat er alleen sprak kon zijn van een werkelijk vrij huwelijk tussen man en vrouw, als de vrouw ook in economisch opzicht gelijkwaardig zou zijn. Homosexuele relaties beschouwde hij aanvankelijk als relaties die op een lager niveau stonden, omdat de harmonie tussen het mannelijke en het vrouwelijke element ontbrak. Dat neemt niet weg, dat hij pleitte voor een gelijkwaardige behandeling voor homosexuelen waar het hun eigen zaken betrof.
In 1950 nam Constandse het redacteurschap van Verstandig Ouderschap (het blad van de NVSH, de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming) van Gé Nabrink over. (18) Tot 1 september 1954 bleef hij het blad redigeren, waarna hij achter de coulissen, als lid van de redactieraad bleef functioneren. Constandse beschouwde zijn werk voor de NVSH als een uitvloeisel van het vrijdenken. “De seksuele hervorming was natuurlijk een verwant terrein van de vrije gedachte, maar de razendsnel groeiende vereniging begon zoveel interne tegenstellingen en conflicten te kennen dat de oorspronkelijke ‘bezielers’, Wim Storm en Gé Nabrink, naar het tweede plan werden gdrongen. Ik vond het een beroerde geschiedenis.”
De opkomst van het fascisme en nationaal-socialisme in de jaren ’20 en ’30 noopte de hele socialistische beweging, de anarchistische incluis, zich te bezinnen op de eigen tactiek. Een aantal anarchisten bleef dezelfde propaganda maken en zag nauwelijks verschil tussen fascisme en de burgerlijke democratie. Velen waren van mening dat de opkomst van fascisme en nazisme te wijten was aan de economische crisis, maar het feit dat “het proletariaat” zich er in aanzienlijke mate achter schaarde, was moeilijker te verklaren. Constandse was van mening dat als de nationaal-socialisten in Nederland een greep naar de macht zouden doen, een dergelijke poging door de arbeiders beantwoord zou moeten worden met revolutionaire middelen, zoals het bezetten van bedrijven, stopzetten van transporten en het weigeren van militaire dienst. (20) Hoezeer Constandse tegen fascisme en nazisme geageerd heeft moge blijken uit het feit dat hij op 7 oktober 1940 opgepakt werd en op transport gesteld werd naar Buchenwald. Later kwam hij in Haren, St Michelsgestel en Vught te zitten, waarover hij op indringende wijze geschreven heeft. Één van zijn kampgenoten, de socialist M. van de Goes van Naters, schreef: “Mijn weerzin om alles nog eens te beschrijven wat wij in vier jaar concentratie en internering hebben doorgemaakt is te groot. Ik doe het niet. Het beste verhaal daarover is van Handelsblad-redacteur dr. A.L. Constandse, vier jaar lang mijn lotgenoot.” (21)

De Spaanse Revolutie vormde een keerpunt in het leven en denken van Constandse. In Spanje, waar op 19 juli 1936 de burgeroorlog uitbrak als reactie op een fascistische coup d’état, grepen de arbeiders naar de wapenen en voerden in een groot deel van het land de sociale revolutie door , door middel van arbeiderszelfbestuur. Constandse, en niet alleen hij, was enthousiast over deze ontwikkeling. In feite betekende dit een breuk met zijn vroegere denkbeelden omdat de revolutie werd gedragen door de anarcho-syndicalistische vakbeweging, de Confederación Nacional del Trabajo (CNT). Weliswaar bestonden er ook een jongerenbeweging en de Federación Anarquista Ibérica (FAI), maar die werkten binnen de CNT. Tijdens de burgeroorlog was er zelfs sprak van een organisatorische eenheid, zoals Rudolf de Jong opmerkt. (22) Het is hier niet de plaats in te gaan op het verloop van de revolutie en de burgeroorlog. Slechts enkele kanttekeningen. Ondanks het feit dat Spaanse libertairen zelfs ministersposten accepteerden in een kabinet waarin tegenstanders van Franco zaten en zich dus schuldig maakten aan bonzendom, viel Constandse hen niet af. Mede als gevolg van een bezoek aan het revolutionaire Catalonië in 1937 herzag hij zijn opvattingen over een anarchosyndicalistische organisatie. Hij motiveerde zijn ommezwaai als volgt: “… maar het belangrijkste was dat de (Nederlandse) beweging van vrije socialisten en antimilitaristen hopeloos verdeeld en machteloos werd. De meerderheid verwierp de politiek van de FAI-CNT om samen met de sociaal-democraten, communisten en burgerlijke democraten het republikeinse staatsleger te steunen. Alsof er een andere keuze was! Breken met de republiek zou een rechtstreekse hulpverlening aan Franco en aan de fascisten hebben betekend.” (23)
De veranderde opstelling van Constandse, die hij ondermeer uiteenzette in Grondslagen van het anarchisme, kwam duidelijk naar voren in de oprichtig van de Federatie van Anarchisten in Nederland (FAN) in 1937. Hij wees erop dat anarchisten, omdat ze weigerden hun wil dwingend op te leggen aan anderen, genoodzaakt waren tot samenwerking met autoritaire socialisten. In de praktijk vond die samenwerking ook al wel plaats, maar zonder dat het vraagstuk van politieke machtsvorming onder ogen werd gezien. In tegenstelling tot Russische en Duitse anarchisten streefde de FAI in de burgeroorlog wel naar machtsvorming, wat haar door vele anarchisten werd kwalijk genomen. Volgens deze critici gedroeg de FAI zich als een politieke partij. Constandse was door zijn bezoek aan Spanje overtuigd geraakt van de noodzaak van machtsvorming. “Gaat men eenmaal uit van de gedachte dat het anarchisme verenigbaar is met een arbeidersbeweging (in de ruimste zin van het woord) en met algemeen socialistische beginselen, dan weet men, met welke groeperingen men in revolutionaire situaties kan samengaan en met welke niet …. Bij de strijd om de macht zal men . . . zijn plaats vinden in de rijen van de socialistische arbeiders. En of dàn de revolutie – die van nature immers de staat begint te ontkennen – zal verlopen in staatloze of staatslievende richting, dat is een vraagstuk van machtsverhoudingen en niet van dogmatiek.” (24)
De ommezwaai van Constandse was des te groter, omdat de anarchistische en anarcho-syndicalistische organisaties in Nederland toen hij dit schreef, nog slechts een politiek randverschijnsel waren en in tegenstelling tot de Spaanse anarcho-syndicalistisceh CNT met zijn massabasis geen machtsfactor van betekenis waren in de politieke verhoudingen en in de sociale en economische strijd. Toch is er ook een continuïteit in zijn opvattingen te onderkennen als hij aangeeft hoe de mogelijke samenwerking tussen anarchisten en autoritaire socialisten gestalte zou moeten krijgen. De grondslag zocht hij, zoals hij steeds had gedaan, in de bedrijfsraad, die immers niemand uitsloot. Ten tweede achtte hij samenwerking mogelijk in de, in een socialistische maatschappij ook voor anarchisten onontbeerlijke, gemeenteraden, waarin evenals in de bedrijfsraden verschillende politieke stromingen vertegenwoordigd zouden zijn.Tenslotte waren er de milities, die onder controle van de arbeiders zouden moeten staan. Veel groter zouden de problemen zijn bij de vorming van een ‘opperbestuur’: als een dergelijke raad zich zou ontwikkelen tot een alles aan zich ondergeschiktmakende macht zou de regeermacht in feite blijven bestaan. Maar als een dergelijke raad afhankelijk zou blijven van de gemeenten en de raden, zou dit in feite neerkomen op de liquidatie van de staatsmacht, die zo vervangen zou zijn door de federatie van communes. De gang van de ontwikkeling zou afhankelijk blijven van de machtsvorming. (25)
Zo vond op 26 juni 1937 op initiatief van Constandse de voorlopige oprichting plaats van de FAN, de Federatie van Anarchisten in Nederland. Hij maakte op deze conferentie duidelijk dat de directe aanleiding tot deze landelijke conferentie het door de FAI bijeengeroepen (doch niet doorgegane) internationale anarchistische congres was en hij wees er op de noodzaak een organisatie van anarchisten te vormen, die een rol in de arbeidersbeweging zou kunnen spelen. De invloed van het anarchisme zou door een doelmatiger optreden moeten worden vergroot. “Wil zulk een verbond een stuk arbeidersbeweging worden, dan moet radicaal worden gebroken met een aantal tradities, die de anarchistische beweging ongenietbaar maken. Eveneens moet gebroken worden met de huidige antimilitaristische beweging, die sectarisch ethisch geworden, met sociaal-anarchisme niets meer te maken heeft.”
Constandse werd secretaris van het voorlopig bestuur van de FAN, dat toestemming kreeg om samen te werken met het NSV, dat immers ook voorstander was van een staatloos socialisme en ongeveer hetzelfde standpunt innam ten aanzien van de Spaanse kwestie. Bovendien werd al met het NSV samengewerkt in het Fonds voor Internationale Solidariteit (FIS). Verder was de aanvaarding van het radenrapport door het NSV van belang. Daarmee hadden beide organisaties dezelfde grondslag omdat ze beiden streefden naar de vorming van bedrijfskernen. Het voorlopig bestuur diende zich te onthouden van samenwerking met onder andere het NAS, de Bond van Anarcho-Socialisten (BAS), de Internationale Antimilitaristische Vereeniging (IAMV) en de Revolutionair Socialistische Arbeiders-Partij (RSAP) van Henk Sneevliet. De afdelingen waren vrij om wel met deze organisaties samen te werken. (26)
Er was dus inderdaad sprake van een ommezwaai, en die ommezwaai werd ook onderkend in het NSV-weekblad De Syndicalist van 26 juni 1937, waarin Jacques Rees in het verslag van het congres constateerde: “Voor de eerste maal hoorden wij gezonde organisatorische inzichten door anarchisten verdedigen, hoorden wij een gezond revolutionair standpunt uiteenzetten. Voorheen waren de anarchistische ‘verbonden’ sectarisch-fanatiek ingesteld, van organisatiebesef gespeend en al met al daardoor min of meer belachelijk. Thans hebben we een federatie, die ten aanzien van de sociale revolutie een behoorlijk en normaal standpunt wenst in te nemen. Wanneer het de voormalige tegenstanders van het NSV en bestrijders van normale organisatiebegrippen ernst is met hun nieuwe standpunt… dan kan de oprichting van de FAN voor de sociaal-revolutionaire propaganda in Nederland en voor een behoorlijke verhouding tussen de vrije-raden-socialistische beweging winst en niets dan winst betekenen.”
Een kritiekloze houding ten aanzien van het NSV kan men de FAN zeker niet aanwrijven. Zo verklaarde het dagelijks bestuur van de FAN in een artikel in het FAN-weekblad De Vrije Arbeider, dat door Constandse werd geredigeerd, dat men geen afstenad deed van het recht van kritiek op bijvoorbeeld de staatswerkloosheidskassen, collectieve contracten, overbodige salariëring, enzovoort. (27) In De Vrije Arbeider werden dan ook herhaaldelijk kritische noten gekraakt over het NSV.
De FAN bleek echter niet in staat nieuwe aanhang te recruteren. De meeste vrije groepen hadden zich weliswaar aangesloten maar het organisatorische apparaat functioneerde niet, ook al door de vrees die er bij velen leefde dat de FAN zich tot een “partij” zou ontwikkelen. Tegen die achtergrond is het niet bevreemdend dat het FAN-bestuur in oktober 1938 toestemming vroeg ook samen te werken met personen, behorend tot de “links-marxistische richting” en dat dat gebeurde met argumenten die de geest ademen van Constandse’s teleurstelling over de anarchistische beweging en zijn pessimistische toekomstverwachtingen. “De redenen zijn dat we de FAN te zwak achten om alleen velerlei te doen wat in samenwerking wel mogelijk is. Dat we met de reeds genoemde groepen NAS en RSAP zoveel overeenstemming hebben en aanknopingspunten, dat we op die punten wel kunnen samengaan . . . Er is maar één middel om juist een dictatuur te voorkomen, dat is, binnen de grenzen van het socialisme samen te werken, met eerbiediging van elkaars vrijheid. . . Juist een organisatie als de FAN, die geen parlementair politieke partij is, ook al doet ze wel degelijk aan politiek, heeft tot taak, boven het sectarisme uit de eenheid te bevorderen op zeer concrete punten. “ (28)
Een maand later verliet Constandse, teleurgesteld over het uitblijven van succes voor de FAN en bevreesd voor de toekomst, de FAN en daarmee de anarchistische beweging, waarvan hij voor de toekomst niets meer verwachtte. In december 1938 verscheen het laatste nummer van De Vrije Arbeider en hield de FAN in wezen op te bestaan. Constandse zelf schreef hierover: “Het was duidelijk dat de Spaanse burgeroorlog het voorspel was van de Tweede Wereldoorlog, die ontketend zou worden door Hitler en Mussolini. Aan welke kant moesten wij staan in ons eigen land? Ook soms neutraal gezind zijn tegenover het onvoorstelbare barbarisme van het Derde Rijk? Dat de aanval zou komen, daaraan twijfelde ik juist na München niet meer. Welnu: ik heb gekozen. Gekozen voor degenen die met geweld naar de ondergang zouden streven van dit regime van ontaarde moordenaars. Ik kon in 1939 niet meer geloven aan vrede, niet aan revolutie, niet aan een algemene werkstaking die de oorlog zou verhinderen. Ik kon nog slechts geloven aan die oorlog zelf. Ik moest een keuze doen om niet – al ware het slechts in de geest – de miljoenen slachtoffers van het nationaal-socialisme te verraden. Honderden geestverwanten dachten daar anders over. Voor hen was een staat een staat, fascistisch of kapitalistisch. Het was lood om oud ijzer.”(29)
Zoals gezegd bracht Constandse de oorlog in diverse kampen door, tot hij uiteindelijk in september 1944 werd vrijgelaten. Na de oorlog werkte hij mee aan De Vlam, waar zijn positie niet onomstreden was: sommige medewerkers hadden bezwaren tegen zijn, in hun ogen te pro-Russische, opvattingen. (30) De Vlam, die voortkwam uit De Vonk, opgericht in jnuari 1941 als orgaan van de Internationale Socialistische Beweging (ISB) door mensen als Tom Rot, Eddie Wijnkoop en Dirk Schilp, kan beschouwd worden als enerzijds de voortzetting van de libertair socialistische traditie en anderzijds als de voorloper van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). Met de anarchistische beweging, voorzover nog van een beweging gesproken kon worden, had hij nauwelijks contact, ofschoon hij zijn afkomst niet verloochende. Hij bleef “het anarchisme” als toetssteen gebruiken, of, zoals hij in een interview zei: “Het anarchisme is geen praktisch bruikbare methode gebleken in tijden van oorlog of revolutie. In zoverre heb ik me er dus van afgewend. Voorzover het een leer is die de individuele ontplooiing bevordert, die aan de uiterste linkerzijde de vrijheidlievende richting versterkt en de autoritaire tendensen tegengaat, die beseft dat geen enkel beginsel tot in zijn consequenties is vol te houden zonder om te slaan in een absolutistische visie – voorzover het anarchisme dat alles is, voel ik me er nog wel mee verwant.”(31)
Na de Tweede wereldoorlog was Constandse redacteur buitenland van het Algemeen Handelsblad, waaraan hij verbonden zou blijven tot aan zijn pensioen in 1964. Vele aankomende journalisten, die later naam zouden maken, zoals H.J.A. Hofland, Hans Gruyters en Eric Boogerman, leerden van hem de kneepjes van het vak.
Zoals gezegd was de belangstelling van Consatndse voor het anarchisme als beweging klein, wat ook blijkt uit de bibliografie die hij van zijn eigen werk samenstelde: er komen naast het niet bijzonder sterke Michael Bakoenin. Russisch Rebel (1948) vrijwel geen specifiek anarchistische bijdragen in voor. Zijn voorliefde voor buitenlandse kronieken kon hij als journalist botvieren. Het Algemeen Handelsblad, De Gids, De Gorene Amsterdammer, De Nieuwe Linie en andere bladen namen bijdragen van hem op.
Rond 1965 , als allerlei al dan niet “neo” anti-autoritaire groepen, waaronder Provo, zich kritisch opstellen tegenover het bestaande gezag en bestaande maatschappelijke structuren, keert Constandse, ouder en wijzer geworden, terug in libertaire kringen. Zijn visie op het anarchisme was enigszins gewijzigd: hij stelde zijn hoop niet meer in revolutie, maar in een evolutionaire ontwikkeling, die hijzelf omschreef als reformistisch anarchisme. In de televisie-uitzending Beeldspraak (20 maart 1980), die geheel aan het anarchisme was gewijd zei hij: “Oh nee, op het terrein van de persoonlijke vrijheid zijn er zeer grote veranderingen tot stand gekomen na de oorlog. Als je het over de provo’s hebt, zijn zij daar een van de uitingen van. In het liefdeleven van de mensen, in de verhouding tussen ouders en kinderen, in het onderwijs en dergelijke, zie je grote veranderingen in de opvattingen over gezag. Neem nou bijvoorbeeld de kerk waar je ook een grotere gelijkheid ziet.” (32) Kenmerkend in dit opzicht is de titel van een van zijn boeken: Anarchisme: inspiratie tot vrijheid.
Vele ouderen kennen Constandse van zijn commentaren voor de VPRO-radio, die hij op een merkwaardig nasaal-granieten toon uitsprak en waarin hij zijn mening zelden onder stoelen of banken stak. De politiek van de staat Israel kreeg er veelvuldig van langs, de Amerikaanse politiek ten aanzien van Latijns-Amerika werd met de grond gelijk gemaakt: de bewapeningswedloop, waarin hij aanzetten tot een derde wereldoorlog zag, was eveneens een terugkerend thema. Revoluties juichte hij toe, maar hij liet niet na te wijzen op autoritaire tendensen binnen revolutionaire ontwikkelingen.
Sommigen verweten Constandse een steeds sterker worden ongenuanceerd anti-Amerikanisme en een te gunstige beoordeling van de Sovjet-Unie. Al in Dertig jaar Sovjet-Politiek (1947), waarin wel degelijk kritische kanttekeningen worden geplaatst, keert Constandse zich tegen diegenen die voelen voor een oorlog van het Westen tegen de Sovjet-Unie. Hij pleit ervoor geen steun te verlenen aan andere staten – zoals de Verenigde Staten – die de Russische belangen willen schenden, en desnoods om de lieve vrede dan maar het bestaan van twee blokken te aanvaarden. “Waar de Russen ‘gelijk’ hebben, kan de wereld niet beter doen dan hun te tonen dat er geen samenzwering tegen de Sovjet-Unie bestaat. Maar indien zulk een objectieve houding niet zou baten? Dan moet men nog slechts hopen, dat een in tweeën verdeelde wereld toch een zekere mate van rust zal vinden na het trekken van de ‘grenzen’, en dat de beide helften zich niet mengen in elkanders aangelegenheden. Zulk een toestand zou teleurstellend zijn, maar beter te verdragen dan een derde wereldoorlog. Wij zouden dan slechts uit de verte, en als ongeïnteresseerde toeschouwers getuige zijn van wat verder in Rusland geschiedt, en alleen het beste kunnen hopen. Van de Russische leiders zelf zal in belangrijke mate afhangen, of het IJzeren Gordijn tot een Chinese Muur zal worden rond de Sovjet-Unie. En van het Russische volk, of het ook in zulke omstandigheden zal slagen in democratisering van het regime, tot vernietiging van imperialistische tendensen.” (33) Kortom, een verschuiving van de Europese macht naar de blokken Amerika en Rusland. Terecht voegt Rudolf de Jong eraan toe: “Overigens is Constandse nooit enige sympathie voor de communistische ideologie gaan koesteren. Humanisering in de communistische wereld verwachtte hij van erosie van regime en ideologie, niet van vermenselijking van de communistische leer.” (34)
Tien jaar lang, van 1973 tot 1983, maakte Constandse deel uit van het redactiecollectief van De AS, Anarcho-socialisties tijdschrift, waarvoor hij de meest uiteenlopende onderwerpen uitdiepte. Helaas liet hij af en toe na gebruik te maken van recentelijk verschenen literatuur, waardoor de artikelen soms weinig up-to-date waren. Zijn boek Het soevereine ik. Het individualisme van Lao-Tse tot Friedrich Nietsche (1983) bijvoorbeeld is ronduit teleurstellend en in feite niet meer dan een herhaling van wat hij in de jaren ’20 en ’30 schreef.
De betekenis van Constandse voor het Nederlands anarchisme is groot (geweest). Hij ontplooide een ongekende dadendrang in woord en geschrift. Zelden klopte een "linkse" actiegroep tevergeefs bij hem aan. Voor veel mensen waren zijn Anarchisme van de daad (1969) (laatste heruitgave in 2004) en Grondslagen van het Anarchisme een eerste kennismaking met deze tak van het socialisme.
Anders dan Anarchisme van de daad, dat vooral de geschiedenis van het anarchisme behandelt, is Grondslagen theoretisch van opzet. Constandse heeft geprobeerd "het" anarchisme als systeem te beschrijven en qua opzet doet het enigszins denken aan Alexander Berkman's ABC van het anarchisme (1929). De eerste vertaling van Berkman’s boek  in het Nederlands verscheen in 1935 onder de titel Sociaal Anarchisme. Een nieuwe vertaling met de titel ABC van het anarchisme  verscheen in 1980. Deze werd in 2003 opnieuw uitgegeven. Allerlei aspecten van Grondslagen (zie inhoudsopgave) komen in onderlinge samenhang aan de orde, zonder dat hij geprobeerd heeft een gesloten systeem te scheppen. Constandse ging uit van de vrijheidsgedachte en hij beschouwde het anarchisme als een logisch voortvloeisel van revolutionaire bevrijdingsdrang. De nieuwe maatschappij zou van onderaf georganiseerd moeten worden: bedrijfsraden voor de productie en gemeenten, als administratieve en dienstverlenende organen, voor de distributie. "Het zijn op zich niet zulke originele denkbeelden en ook ontbreekt - algemene zwakte van dit soort anarchistsiche en syndicalistische uiteenzettingen - een helder inzicht in het oplossen van conflicten en belangentegenstellingen tussen de zelfsturende organen (welk bedrijf moet - mag! - sluiten als de boekhouding uitwijst dat er teveel producten zijn en dergelijke.) Origineel is het boek in zijn opvatting dat het anarchisme bewust moet afzien van de gedachte het ideaal voor 100% te willen realiseren (dat is totalitair en dus anti-anarchistisch). Men moet samenwerken met anderen en de problematiek van de macht onder ogen zien", aldus De Jong.
De gedachten die Constandse in Grondslagen uitwerkte bleef hij tot zijn dood verkondigen. In een brochure in de reeks Politiek Veelstromenland, Anarchisme , die uit 1977 stamt, herhaalt hij - in het kort- wat hij in Grondslagen en Anarchisme van de daad schreef. (36)
Bergen N-H/Amsterdam maart 1987 Evert van der Tuin? Ruud Uittenhout

(1) Rudolf de Jong: Anton Constandse en het Nederlands anarchisme. in De Gids nr 9/10 dec 1985 blz 736
(2) Bedoeld worden:
De autobandieten (1936) 3e druk Utrecht 2010
Grondslagen van het anarchisme (1938) herdrukt Utrecht 2012
Bibliografieen van het werk van Constandse zijn te vinden in
Anton Constandse: De bron waaruit ik gedronken heb. Herinneringen van een vrijdenker. Amsterdam 1985. 2e druk Utrecht 2009
(3) Anton Constandse: De bron waaruit ik gedronken heb. blz 51
(4) Rudolf de Jong: Anton Constandse en het Nederlands anarchisme. in De Gids nr 9/10 dec 1985 blz 736
(5) In het voorwoord bij Het weerbarstige woord (Amsterdam 1981 blz 5) schrijft Constandse "Ze (de essays -EvdT/RU) hebben betrekking op de macht van het woord in de geschiedenis, dus op de maatschappelijke invloed van profane en zogenaamde heilige boeken. men pleegt te spreken van ‘het voegen van de daad bij het woord’, maar het woord zelf is de daad."
(6) Rudolf de Jong: Anton Constandse en het Nederlands anarchisme. in De Gids nr 9/10 dec 1985 blz 735-736
(7) Waarom ik socialist werd. in Bevrijding, oktober 1926. herdrukt in De AS, nr 39/40, mei/augustus 1979
(8) Veel essays werden herdrukt in:
Bevrijding door verachting. Essays. Amsterdam, 1976
Het souvereine ik Het individualisme van Lao-tse tot Friedrich Nietsche. Amsterdam 1983
Eros - De waan der zinnen. Essays. Amsterdam 1977
(9) Vgl Ibsen en het anarchisme (1928). (Verkort) herdrukt in: Bevrijding door verachting. blz 143
(10) Anton Constandse (red) De Alarmisten 1918-1933. Politieke teksten, gedichten, essays en tekeningen uit de anarchistische tijdschriften Alarm en Opstand. Amsterdam 1975 blz 28-29
(11) Opstand, 15 nov 1927
(12) Anton Constandse: Weg met de vakorganisaties. Rotterdam, 1922 blz 28-29
(13) Opstand, 1 okt 1926
(14) Opstand, 1 februari 1927
(15) Reich en de sexuele politiek. in Eros - de waan der zinnen. blz 136
(16) ) Rudolf de Jong: Anton Constandse en het Nederlands anarchisme. in De Gids nr 9/10 dec 1985 blz 743-744
(17) In: Eros - de waan der zinnen blz 155
(18) Ge Nabrink: Seksuele hervorming in Nederland. Achtergronden en geschiedenis van de Nieuw-Mathusiaanse Bond (NMB) en de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) 1881-1971. Nijmegen, 1978 blz 441
(19) Anton Constandse: De bron waaruit ik gedronken heb. blz 121
(20) Een geval van godslastering, in De Gids, nr 6/7 1979. blz 405
(21) M. van der Goes van Naters: Voor en tegen de keer. Een tocht door de twintigste eeuw. Amsterdam, 1980 blz 114.
Vergelijk Constandse''s eigen ervaringen in De bron waaruit ik gedronken heb. blz 96-115 en NRC Handelsblad 8 september 1979. Interview van Martin Schouten met Constandse.
(22) De Spaanse Burgeroorlog. Kleurenbijlage van Vrij Nederland, 26 juli 1986. blz 8
(23) De bron waaruit ik gedronken heb. blz 93
(24) Grondslagen van het anarchisme
(25) Idem
(26) De Vrije Arbeider, 3 juli 1937; 8 oktober 1937; 23 oktober 1937
(27) De Vrije Arbeider, 23 oktober 1937
(28) De Vrije Arbeider, 28 oktober 1937
(29) De bron waaruit ik gedronken heb. blz 94-95
(30) Jan Rogier: Aspecten van het weekblad De Vlam. in: Maria Hunink/Jaap Kloosterman/Jan Rogier (red) Over Buonarotti, internationale avantgardes, Max Nettlau en het verzamelen van boeken, anarchistische ministers, de algebra van de revolutie, schilders en schrijvers. Voor Arthur Lehning, Baarn, 1979 blz 415
(31) Interview met Theo Stibbe. in De Gids, nr 6/7 1969. blz 4
(32) Nederlandse Omroep Stichting. Denkbeeld. Onderwerp: Anarchisme. Uitzending 20 maart 1980. Tekstboekje blz 13
(33) Anton Constandse: Dertig jaar Sowjet-Politiek z.p. 1947. blz 207
(34) Rudolf de Jong: Anton Constandse en het Nederlands anarchisme. in De Gids nr 9/10 dec 1985 blz 757
(35) Idem blz 752
(36) Vergelijk Rudolf de Jong: Anton Constandse en het anarchisme. In Voor Anton Constandse. Voordrachten, gehouden op 24 september 1979 in Theater De Appel te Scheveningen bij de viering van diens tachtigste verjaardag, door Harry Mulisch, H.J.A. Hofland, Rudolf de Jong, Wouter Gortzak en J.B. Charles. Amsterdam 1980.

 


Bij Kelderuitgeverij verschenen de volgende boeken van Anton Constandse

Anarchisme van de daad.  ism De Vooruitgang, Amsterdam. 2004, in herdruk
De bron waaruit ik gedronken heb. Herinneringen van een vrijdenker. 2009
De Autobandieten. ism De Vooruitgang, Amsterdam/Chantilly. 2010

Grondslagen van het Atheïsme. 2018

en facsimile’s van de volgende bladen waarvan Anton Constandse eindredacteur was.

Alarm, anarchistisch maandblad 1922-1926
Opstand, revolutionair maandblad 1926-1928

www.kelderuitgeverij.nl
kelderuitgeverij@xs4all.nl

 

> terug naar uitgave