E. M. ForsterDe Machine staat stil
Forsters verhaal ‘De Machine staat stil’ is veel minder bekend dan zijn romans, terwijl het toch een meesterwerk is over de rol van de technologie in ons leven. Geschreven in 1909, is het momenteel nog even relevant als op de dag dat het voor het eerst gepubliceerd werd. Forster voorspelt niet alleen de globalisering, het internet, skype, videoconferenties en andere aspecten van de 21ste eeuwse realiteit, hij had ook een angstig voorgevoel van de beperkingen, lockdowns en social distancing die uitgevaardigd werden tijdens de coronapandemie van 2020.
Deze verbazingwekkende novelle beschrijft een maatschappij waarin alle behoeften bevredigd worden door een almachtige machine. In hun verlangen naar onbegrensd comfort, hun obsessie om zich verre te houden van de anderen en van de fysieke wereld, en na de rijkdommen van de natuur uitgeput te hebben, geven de mensen zich over aan de technologie, die hun afgod en dictator geworden is.
VOORWOORD
The Machine stops van Edward Morgan Forster (1879-1970) werd voor het eerst gepubliceerd in 1909 in het novembernummer van de Oxford and Cambridge Review. E.M. Forster is vooral bekend van zijn romans A Room with a View (1908), Howards End (1910) en A Passage to India (1924) en door de filmbewerkingen van deze romans. Hierin schildert hij op ironische wijze de hypocrisie van de vroeg twintigste-eeuwse Britse klassenmaatschappij. In 1971, na zijn overlijden, verscheen de gedeeltelijk autobiografische roman Maurice, over een homoseksuele liefde. Forster schreef dit boek al in 1910. De sciencefiction-novelle The Machine stops is in zekere zin een uitzondering in zijn werk en toen deze novelle in 1928 in de bundel The Eternal Moment werd gepubliceerd vonden critici haar weinig overtuigend. Een dermate geautomatiseerde samenleving was onvoorstelbaar en stond veel te ver af van de toenmalige omstandigheden.
Na zijn studie aan het Kings College van de Cambridge University sloot Forster zich aan bij de groep intellectuelen, schrijvers en kunstenaars die later bekend zou worden als de Bloomsbury-groep. De Bloomsbury-groep had grote invloed op het toenmalige culturele leven. Tot deze groep behoorden onder meer het schrijversechtpaar Virginia en Leonard Woolf en de schrijvers Lytton Stracey en Molly MacCarthy, de kunstschilders Duncan Grant, Roger Fry en Vanessa Bell met haar echtgenoot de kunstcriticus Clive Bell. Verder maakten er de econoom John Maynard Keynes en de psychoanalyticus James Strachey deel van uit.
Forster schreef zijn novelle in reactie op eerdere sciencefiction schrijvers die een gunstig beeld schetsten van maatschappijen gekenmerkt door een sterke technologische ontwikkeling. Een voorbeeld hiervan is The Time machine van H.G. Wells dat in 1895 verscheen. Forster meende echter dat de groei van de technologie niet naar het hoogste geluk leidt maar naar ontmenselijking. ‘Voor een deel door de technische uitvindingen, zijn alle dingen waaraan ik gehecht ben in verval. De kunsten – en speciaal de kunst van de letteren – gaan achteruit, het platteland wordt vernietigd, de contacten tussen mensen verslechteren en wij zijn daartegenover getuige van de triomf … van datgene wat men ooit Mammon noemde en wat men momenteel de Britse Handel noemt.’
Forster heeft een afkeer van de in zijn jaren steeds verder voortschrijdende industrialisatie waardoor de plattelandsgemeenschappen en de landbouw verdrongen worden. De industrialisatie leidt tot centralisatie, tot een bureaucratische organisatie van de maatschappij, tot het samenpersen van mensen in grote grauwe steden en tot machtsovername door technocraten en managers. Hij betreurt de teloorgang van het platteland en de onomkeerbare verschraling van de biologische diversiteit. Hiermee staat hij in traditie van het anti-industriële socialisme van de Arts and Crafts beweging van William Morris, van John Ruskin en Edward Carpenter, die allen de kwalijke gevolgen van de industrialisatie aanklaagden. Forster anticipeert met deze novelle ook op de anti-utopieën van Yevgeni Zamjatin, Aldous Huxley en George Orwell.
De geautomatiseerde samenleving zoals Forster die beschrijft is tegenwoordig niet meer zo onvoorstelbaar als in 1928. Het lijkt alsof hij de realiteit van onze tijd verder heeft doorgedacht. Onze technocratische wereld levert ons 24 uur per dag elektriciteit, warmte, water, verstrooiing, vervoer overal naar toe, communicatiemiddelen op schermpjes die we mee kunnen nemen voor informatie en voor contacten met anderen. Internet is onze Machine geworden die ons ‘in real time’ overal alle informatie biedt, iedere directe communicatie mogelijk maakt en ons instrueert over wat te doen en te laten, te dragen en te denken. Zo brengt de mens van nu een groot deel van de dag door voor een scherm, ten koste van andere activiteiten, van menselijke relaties, van bewegen, buiten leven en in de natuur zijn.
En momenteel, op het moment dat dit boek verschijnt, wordt door de coronapandemie de bevolking door de hele of halve lock-down in sociale isolatie gedrongen en is helemaal alles gericht op de Machine van het internet. Samenkomsten en bezoeken zijn beperkt of verboden, mensen moeten oppassen voor en afstand houden van anderen. Het is thuis telewerken, met videovergaderingen, er is digitale school en universiteit, verstrooiing door series kijken en videospellen die op het scherm thuis gespeeld kunnen worden. Online medische consulten, online aankopen en thuisbezorgen van boodschappen maken dat niemand meer de deur uit hoeft. Het lijkt veel op wat Forster in deze anti-utopie beschrijft.
Hopelijk herkent de lezer zich in Kuno, een van de twee hoofdpersonen in deze novelle, in zijn poging zich van de Machine te bevrijden en weer in contact te komen met de natuur en met anderen.
De uitgever
Kelderuitgeverij
56 pag geen EAN/ISBN bekend Prijs € 10,00, Porto € 3,65 |